Psalm 37
Kees Waaijman leidt de psalm in.
1 Van David.
0 Ontbrand niet om kwaden,
0 ijver niet om wie valsheid maken.
2 Ja, snel als gras verslinken zij
0 en als kiemend groen verlozen zij.
3 Veilig je in Wezer en maak het goede,
0 bewoon het land en weid de hechtheid
4 en verweek om Wezer,
0 en Hij geeft je waar je hart om bidt.
5 Rol je weg op Wezer
0 en veilig je bij Hem, en Hij maakt het
6 en Hij trekt als het licht je bewaring
0 en je schikking als het helle.
7 Verstil om Wezer en kronkel om Hem,
0 ontbrand niet om wie vordert op zijn weg,
0 om de man die plannen maakt.
8 Verslap bij toorn en verlaat de hitte,
0 ontbrand niet, enkel om kwaad te doen.
9 Ja, kwaden worden weggesneden
0 en gespannenen op Wezer, zij beërven het land.
10 En weinig blijft, en nergens is de doemende
0 en bemerk je zijn stand, en nergens is hij.
11 En gebogenen beërven het land
0 en verweken om de vele vernoeging.
12 Plannen heeft de doemende met de bewarende
0 en hij tandenknarst om hem.
13 Mijn Meester lacht om hem,
0 ja, Hij ziet, ja, zijn dag komt.
14 Doemenden openen het zwaard
0 en bewegen hun boog
0 om de gebogene en behoeftige te vellen,
0 om wie recht op weg zijn te houwen.
15 Hun zwaard komt in hun hart
0 en hun bogen worden gebroken.
16 Weinig is goed voor de bewarende,
0 boven gedruis van veel doemenden.
17 Ja, de armen van doemenden worden gebroken
0 en Wezer steunt bewarenden.
18 Wezer voelt de dagen van gaven
0 en hun eigendom weest eeuwig.
19 Zij schamen zich niet ten tijde van het kwaad
0 en in dagen van honger zijn zij verzadigd.
20 Ja, doemenden sneven
0 en de vijanden van Wezer als kostbare beemden
0 einden in walm, einden.
21 De doemende leent en vernoegt niet
0 en de bewarende begenadigt en geeft.
22 Ja, zijn gezegenden beërven het land,
0 en door Hem geminderden worden weggesneden.
23 In Wezer zijn de schreden van een sterke gevestigd
0 en in zijn weg behaagt hij zich.
24 Ja, valt hij, niet is hij gevloerd,
0 ja, Wezer steunt zijn hand.
25 Jeugdig geweest ben ik, baardig ook,
0 en niet zag ik een bewarende verlaten
0 en zijn zaad op zoek naar brood.
26 Alle dag begenadigt en leent hij
0 en zijn zaad is een zegen.
27 Zwenk van het kwaad en maak het goede
0 en woon eeuwig.
28 Ja, Wezer is verknocht aan schikking
0 en verlaat zijn gunstelingen niet.
0 Over hen wordt eeuwig gewaakt
0 en het zaad van doemenden weggesneden.
29 Bewarenden beërven het land
0 en bewonen het immer.
30 De mond van de bewarende murmert kunde
0 en zijn tong spreekt schikking.
31 De wijzing van zijn Machtige in zijn hart,
0 zwikken zijn vaarders niet.
32 De doemende tuurt naar de bewarende
0 en zoekt hem te doden.
33 Wezer verlaat hem niet in zijn hand
0 en doemt hem niet in zijn schikking.
34 Gespannen zijn op Wezer
0 en zijn weg bewaken,
0 en Hij verhoogt je om het land te beërven,
0 het wegsnijden van doemenden zie jij.
35 Ik zag een doemende geducht
0 en nakend als een welige oertronk.
36 En men toog voorbij, en hier, hij is nergens
0 en ik zocht hem, en niet is hij te vinden.
37 Waak over de gave en zie naar de gerechtige,
0 ja, er is een hierachter voor de man van vernoeging
38 en schenders worden uitgeroeid bijeen,
0 het hierachter van doemenden wordt weggesneden
39 en de bevrijding van bewarenden is uit Wezer,
0 hun wering ten tijde van nauwte,
40 en Wezer helpt hen en laat hen ontslippen,
0 ontslippen hen aan doemenden
0 en bevrijdt hen, ja, zij schuilen in Hem.